Standaardeisen.
|
Index.
Voorwoord :
Bij het hoofdstuk Catharinaparkieten, Bolborhynchus I. lineola.
Veerstructuur van de Catharinaparkie1en De mutaties bij de Catharinaparkieten.
De kleurvererving van de Catharinaparkieten mutaties.
De standaard van de Catharinaparkieten
De tekening van de Catharinaparkieten.
Beschrijving van de kleurslagen.
Lichtgroen
Donkergroen
Olijfgroen.
Lichtzeegroen
Donkerzeegroen
Olijfzeegroen
Lutino
Zeegroen-in
Hemelsblauw
Kobaltblauw
Mauve
Albino
VOORWOORD.
Toen in 1983 bij de kweek van de Catharinaparkieten,
Bolborhynchus I. lineola een mutant ontstond, heeft niemand kunnen vermoeden,
dat de kweek van deze vogels zo'n grote vlucht zou nemen. Deze eerste mutant,
destijds blauw genoemd, gaf het sein om veelvuldig met deze vogels te kweken.
Mede hierdoor zijn er meer mutanten ontstaan en is er inmiddels een behoorlijk
aantal kleurslagen te bewonderen. Ook op de tentoonstellingen zien we niet alleen
de wildvorm, maar komen we ook regelmatig deze kleurslagen tegen.Dit is dan
ook één van de redenen, dat de T .C. gemeend heeft een standaard
te schrijven voor de twee soorten Catharinaparkieten. Naast de nominaatvorm,
Bolborhynchus I. lineola, welke als hoofdkleur groen heeft, kennen we de ondersoort
Bolborhynchus I. tigrinus. Deze laatste is wat donkerder en egaler groen en
wat kleiner van formaat. Beide soorten zijn echter veelvuldig door elkaar gekweekt,
waardoor de Bolborhynchus I. tigrinus nauwelijks meer te onderscheiden is van
de nominaatvorm. Gesteld wordt, dat deze soort daardoor volledig gedomesticeerd
genoemd mag worden. In de standaard is gekozen voor de meest contrastrijke en
grootste vogel. Mede gelet hierop heeft de T .C. gemeend de Bolborhynchus I.
tigrinus niet te erkennen en gaan we uit van de nominaatvorm. Verder heeft vederonderzoek
plaats gevonden, zodat de andere ontstane mutanten met zekerheid de juiste benaming
gegeven kon worden. De T.C. is dank verschuldigd aan een aantal kwekers van
de Catharinaparkieten, hun ervaringen hebben bijgedragen aan de totstandkoming
van deze standaard. Deze standaard is mede tot stand gekomen in nauwe samenwerking
met de Technische Commissie van de Parkieten Speciaal Club (P.S.C.). Voor deze
inbreng willen wij genoemde T.C. langs deze weg bedanken. Zoals elke standaard,
zalook deze standaard in de toekomst periodiek herzien moeten worden. Gelet
op het feit, dat het systeem losbladig is, mag dit geen bezwaar zijn.
Tenslotte spreekt de T .C. de hoop uit, dat deze standaard stimulerend mag werken
op de ontwikkelingen in de kweek van de Catharinaparkieten.
Bergen op Zoom, zomer 1995.
T.C. Tropische vogels en Parkieten.
VOORWOORD HERZIENING STANDAARD 2001.
Nu we in 2001 zijn aangeland is gebleken, dat deze standaard aan een herziening
toe was. Niet zozeer om de beschrijving van de mutaties, maar meer om het feit,
dat van twee verschillende kleurslagen werd uitgegaan, de wildvorm en de lichtgroene.
Het vasthouden aan een wildvorm zal de verdere evaluatie van de Catharinaparkiet
in de weg staan. Daarom is dan ook besloten om alleen nog maar uit te gaan van
de lichtgroene Catharinaparkiet, de gekweekte vorm. Dit is ook het geval bij
andere parkietachtigen. Hoewel sommige kwekers melden, dat er duidelijk kleurverschil
is waar te nemen in de kopbevedering tussen de man en de pop, gaat het bestuur
van de KMV- TP er van uit, dat er teveel variatie in kleur is om dit verschil
als geslachtsonderscheid aan te merken. Ook vogels die split zijn voor zeegroen
kunnen blauwaan de kop laten zien. Daarom is in deze standaard de keuze gemaakt
voor een zo egaal mogelijke vogel, ook op de kop. Vaak ligt de vleugeltekening
van de pop dichter bij elkaar dan bij de man. Deze verschillen zijn echter niet
groot genoeg om een aparte beschrijving van man en pop noodzakelijk te maken.
Een belangrijk verschil met de eerste standaard is de splitsing in de omschrijving
van kleur en tekening. We hopen hiermee duidelijker te maken hoe met de betreffende
rubrieken op het keurbriefje dient te worden omgegaan. Verder is er meer nadruk
gelegd op de juiste kleur van de zeegroene Catharinaparkiet. Als nieuwe mutatie
is aandacht geschonken aan de cinnamon, die op de C.O.M.-show in 1996 te Zutphen
voor het eerst werd geshowd. De in de vorige uitgave van de standaard beschreven
blauwmutatie en de mutatiecombinaties daarmee zijn opgenomen onder de noemer
"Nog te verwachten mutaties" omdat ze voor zover bekend op dit moment
nog niet bestaan. Tot slot is er een kleine toevoeging gedaan bij de keurtechnische
aanwijzingen van de lutino Catharinaparkiet. De herziening van deze standaard
is tot stand gekomen door een werkgroep van enige keurmeesters waarvoor wij
hen hartelijk dank zeggen. Om de laatste puntjes op de i te zetten is op 5 mei
2001 in Dinteloord door de werkgroep een voorlichtingsmiddag georganiseerd.
Op de uitnodiging zijn ongeveer 60 liefhebbers en keurmeesters, ook van andere
organisaties, ingegaan. De conclusies van die middag zijn in deze standaard
verwerkt. De vorige uitgave van de standaad Catharinaparkieten uit 1995 is hiermede
komente vervallen.
Bergen op Zoom, augustus 2001 De KMV- TP van de N.B.v.V.
HET GESLACHT DIKSNAVELPARKIETEN, BOLBORHYNCHUS.
Het geslacht Bolborhynchus bestaat uit de volgende soorten:
1 1. B.I.lineola (Cassin). Catharinaparkiet.
2. B.I.tigrinus (Souancé). Peru-Catharinaparkiet.
3. B.I.domestica. De gedomesticeerde vorm van de Catharina parkiet.
2 1. B.f.ferrugineifrons (Lawrence). Roodvoorhoofdparkiet. 3 1. B.o.orbygnesius
(Souancé). Andesparkiet.
4. 1. B.a.aurifrons (Lesson). Citroenparkiet.
2. B.a.robertsi (Carriker). Roberts citroenparkiet. 3. B.a.margaritae (Berlioz&Dorst).
Margarita parkiet.
4. B.a.rubirostris (Burmeister). Roodsnavelparkiet. 5 1. B.a.aymara (d'Orbigny).
Aymaraparkiet.
Van de roodvoorhoofd- en de Andesparkiet is weinig bekend in gevangenschap.
De andere soorten worden regelmatig tot veel gehouden en gekweekt. De Catharinaparkiet
is de meest gekweekte van dit geslacht en daarvan zijn diverse mutaties bekend.
Daarom wordt in het vervolg van deze standaard alleen de Catharinaparkiet en
wel de geselecteerde vorm, de Bolborhynchus lineola domestica, beschreven.
ALGEMEEN.
DE CATHARINAPARKIET.
De herkomst van deze parkiet is vanaf het zuiden van Mexico tot West Panama
en vervolgens van het
Noord-Westen van Venezuela tot in Centraal Peru. Zij leven afhankelijk van hun
leefgebied en het jaargetijde tussen de 400 en 3000 meter boven de zeespiegel.
Hun leefgebied varieert van boomrijke savannen tot dichte berg(nevel)wouden.
Het zijn echte klimmers, die langs de takken omhoog en omlaag klauteren. Dit
gedrag ziet men ook terug aan hun houding in de tentoonstellingskooi. Rustig
en niet opvliegerig, waarbij ze vaak langzaam, iets in elkaar gedoken, over
de stok klauteren en lopen. Gesteld mag worden, dat deze soort volledig is gedomesticeerd
en dat er veelvuldig broedresultaten voorkomen in de volieres, terwijl een vrij
groot aantal mutanten is ontstaan. Naast de wildvorm, Bolborhynchus I. lineola,
waarvan de kleur als groen is omschreven, kennen we als ondersoort de Bolborhynchus
I. tigrinus, de Peru-Catharinaparkiet. Deze laatste wordt in de literatuur omschreven
als donkerder van kleur, met wat bredere zwarte zomen aan de veren.en een meer
uitgebreide schoudervlek. Sommigen noemen hem ook iets kleiner als de nominaatvorm.
Vast staat dat de verschillen tussen beide soorten minimaal zijn en voor de
gewone liefhebber/keurmeester nauwelijks uit elkaar te houden zijn. Het is niet
exact bekend of de ondersoort tigrinus als aparte soort is ingevoerd en als
zodanig is herkend. Aangenomen mag worden dat, indien ze ingevoerd zijn, ze
gewoon met de nominaatvorm zijn gepaard. Derhalve zijn de verschillen tussen
de soorten nog verder vervaagd. Door deze kweekselectie is een echte cultuurvogel
ontstaan, de in deze standaard beschreven Catharinaparkiet is dan ook te beschouwen
als de Bolborhynhus I. domestica.
De standaard van de Catharinaparkiet kent de volgende paragrafen.
1. Veerstructuur .
In deze paragraaf wordt de veerstructuur van de Catharinaparkiet beschreven.
2. Mutaties.
Beschrijving van de reeds opgetreden en de nog te verwachten mutaties en hun
gevolgen op de wildvorm.
3. Kleurvererving.
Genetische symbolen en de erfelijkheid
4. Fysieke standaard van de Catharinaparkiet
Algemene omschrijving van de fysieke eigenschappen van de Catharinaparkiet
5. Beschrijving van de kleurslagen.
Per kleurslag is kleur en tekening beschreven. Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de reeds langer bestaande kleurslagen en de recente mutaties en de nog te verwachten mutaties, die voor een deel reeds in de oude standaard van 19,95 stonden vermeld, maar die in feite nog niet zijn opgetreden.
DE CATHARINAPARKIET.
Wetenschappelijke naam: Bolborhynchus I. domestica. Duits: Katharinasittich.
Engels: Barred of lineolated parrakeet. Frans: Perruche Cathérine.
VEERSTRUCTUUR VAN DE CATHARINAPARKIET.
a.Uit vederonderzoek is gebleken, dat zich in de bevedering de volgende kleurstoffen
bevinden: a. zwart eumelanine.
b. geel carotenoïde, een vorm welke bij parkietachtigen wordt aangeduid
als psittacine.
Dit komt overeen met het kleurstoffenbezit van een groot aantal andere kromsnavels,
zowel binnen de familie Bolborhynchus (bijvoorbeeld de Aymara- en de citroenparkiet)
als daarbuiten. Denk hierbij aan grasparkieten, halsbandparkieten, forpussen
etc. De opgetreden erfelijke wijzigingen (mutaties) in het bezit aan kleurstoffen
zijn veelal reeds eerder bij genoemde soorten voorgekomen. Sommige soorten zijn
wat verder in het domesticatieproces. De opgedane kennis bij genoemde soorten
kan worden gebruikt om de opgetreden mutaties bij de Catharinaparkiet te verklaren.
De baard van de veer is van het structurele type, dus bezit de zgn. blauwstructuur.
Deze gecombineerd met het gele carotenoïde in de cortex geeft de baard
haar groene kleur.
De minder grote concentratie zwart eumelanine in de minder intens zwart gekleurde
tekeningsvelden van de Catharinaparkiet, zoals ondulatie en flanktekening, tonen
een maskering van het gele carotenoïde. Dit wil zeggen, dat wanneer een
mutatie het zwarte melanine reduceert, het geel zichtbaar wordt. Dit verklaart
ook het feit, dat zich bij de lutino Catharinaparkiet geen witte tekening op
die plaatsen bevindt maar door carotenoïde geel gekleurde veren. De intens
zwart gekleurde tekening aan de vleugelbochten maar ook de vleugelpennen maskeert
het gele carotenoïde niet en dien overeenkomstig is bij de lutino Catharinaparkiet
dit als wit waar te nemen.
DE MUTATIES BIJ DE CATHARINAPARKIET.
Lichtgroen.
Dit is geen mutatie, maar een kleurselectie, verkregen uit vermenging van de
Bolborhynchus I. lineola en de Bolborhynchus I. tigrinus. De helder lichtgroene
kleur is daarna selectief ontstaan.
De donkerfactor .
Door een mutatie van de baardstructuur, welke we ook bij de agaporniden kennen,
spreken we van donkerfactoren. De donkernuances worden veroorzaakt door een
kleinere baarddiameter en een minder diep bewolkte zone. Door de gewijzigde
diepte van de bewolkte zone wordt meer licht door het melanine geabsorbeerd,
zodat de totaalkleur donkerder wordt. Bovendien hebben dunnere baarden een kleiner
kleurvormend oppervlak, wat eveneens verdonkerend werkt. Waarschijnlijk worden
door de iets gewijzigde diameter van de vacuoles in de bewolkte zone ook de
blauwe lichtgolven, die verstrooid worden, ook een nuance in kleur veranderd,
hetgeen eveneens van invloed is op de totaalkleur.
De donkerfactor is een dominant autosomaal verervende factor. Hierdoor kan een
Catharinaparkiet in het bezit zijn van één of twee donkerfactoren.
Bij het bezit van één donkerfactor wordt de uiterlijke kleur,
en daarmee ook de kleurslag, donkergroen genoemd. Indien een Catharinaparkiet
twee donkerfactoren bezit, noemt men de kleurslag, welke ontstaat, olijfgroen.
Vogels, welke niet in het bezit zijn van de donkerfactor en dus de wildvorm
van de gedomesticeerde Catharinaparkiet vertegenwoordigen noemt men lichtgroen.
De zeegroen mutatie.
Dit is een mutatie, die de vorming van het carotenoïde, dat verantwoordelijk
is voor de gele bijkleur, gedeeltelijk belet. Het aantal gevormde carotenoïdekristallen
is voor ongeveer de helft gereduceerd. Het eumelanine is volledig aanwezig en
geeft met de zachtgele ondergrondkleur de zeegroene totaalkleur. (Ook de zeegroen
mutatie is natuurlijk te combineren met de donkerfactor en ontstaan vervolgens
de kleurslagen licht- donker- en olijfzeegroen.)
De ino mutatie.
De ino mutatie verhindert de aanmaak van eumelanine totaal. Hier is alleen het
gele carotenoïde zichtbaar. De kleurslag, welke ontstaat, wordt lutino
genoemd, omdat het totaalbeeld, dat onstaat een geelogende vogel is.
(Indien de ino mutatie gecombineerd wordt met de zeegroen mutatie, noemen we
de kleurslag, welke ontstaat zeegroen-ino).
De cinnamon mutatie.
Deze vogel is voor het eerst bekend geworden door de inzending op de GOM show
te Zutphen. Er zijn er daarna nog meer gekweekt bij diverse liefhebbers. De
vererving staat nog niet helemaal vast. De vogel toont de kenmerken van een
cinnamon, dwz. hij is in het geheel bruinachtig overgoten. Er zijn verschillende
kleurnuances van bekend. Duidelijk nog een kleurslag die ontwikkeld moet worden.
Van deze mutant is nog dermate weinig bekend, dat het prematuur is hier een
duidelijke kleurbeschrijving van te geven.
De violet mutatie.
Recent (1999) is deze mutatie ontstaan bij de Gatharinaparkieten. Door kleinere
vacuoles in de bewolkte zone worden, in plaats van de blauwe lichtstralen, de
violette lichtstralen met een kortere golflengte teruggekaatst. De vogels in
de zeegroen serie tonen duidelijk de violette gloed en zijn duidelijk donkerder
dan vogels zonder deze factor. Te verwachten is dat deze kleurslag het beste
tot zijn recht komt in combinatie met één donkerfactor. Dit is
geheel analoog aan hetgeen bij andere kromsnavel soorten tot uiting komt. Van
deze mutant is nog dermate weinig bekend, dat het prematuur is hier een duidelijke
kleurbeschrijving van te geven. De vogels met de violetfactor dienen gekeurd
te worden als violetfactorig, zolang de blauwmutatie er niet is. Ook hier streven
we naar egaliteit in de kleur. Bij de keuring, indien nodig, aangeven dat de
violetfactor het best tot uiting komt in combinatie met één donkerfactor.
Olijfzeegroen met de violetfactor is iets donkerder dan de normaalolijfgroene.
De bont mutatie.
Er zijn enkele bonte vogels bekend. Vaak vogels met maar enkele gele veren.
Het is niet bekend of het om een dominante of een recessieve vererving gaat.
Er is ook een vogel bekend, die bij het ouder worden steeds meer geel ging vertonen.
Er zijn hiervan nog geen resultaten met de nakweek te melden. De bont mutatie
heeft een plaatselijk beletten van eumelanine vorming tot gevolg. Van deze mutant
is nog dermate weinig bekend, dat het prematuur is hier een duidelijke kleurbeschrijving
van te geven.
Treft men tijdens een keuring een dergelijke mutant aan, dan dient het bestuur
van de Keurmeesters- vereniging Tropische vogels en Parkieten hiervan in kennis
gesteld te worden.
De gezoomd mutatie.
Nog niet geheel bekend is hoe deze mutant is ontstaan. Deze vogel is in de eerste
versie van de standaard genoemd. Niet bekend is of deze vogel op dit moment
nog bestaat. Het is prematuur om van deze mutatie een kleurbeschrijving op te
stellen. Treft men tijdens een keuring een dergelijke mutant aan, dan dient
het bestuur van de Keurmeestersvereniging Tropische vogels en Parkieten hiervan
in kennis gesteld te worden.
De blauw mutatie.
De blauw mutatie is bij de Gatharinaparkiet nog niet bekend. Daar in de vorige
versie van de standaard reeds een theoretische kleurbeschrijving van blauwserie
heeft plaats gevonden hebben wij gemeend deze kleurslagen in de standaard te
handhaven. Qua uiterlijk zullen deze kleurslagen naar verwachting niet afwijken
van hetgeen is beschreven. Deze mutant ontstaat door een volledige reductie
van het carotenoïde in de bevedering. De blauw mutatie is net als bij andere
parkieten soorten zeer waarschijnlijk prima te combineren met de donkerfactor.
Indien een blauwe Gatharinaparkiet in het bezit is van geen, 1 of 2 donker factoren
noemt men hem respectievelijk hemels-, kobaltblauwen mauve. Een combinatie van
de blauwen ino mutatie geeft de kleurslag albino.
DE KLEURVERERVING VAN DE CATHARINAPARKIET MUTATIES.
Voor een uitgebreide behandeling van de regels van de erfelijkheidsleer wordt
verwezen naar het werkje "Algemene erfelijkheidsleer" verkrijgbaar
bij het bondsbureau van de NBvV.
Opmerking t.a.v. de factoren welke de carotenoïde vorming beïnvloeden.
De factoren, die de carotenoïde vorming beïnvloeden, liggen bij de
tot nu toe opgetreden mutaties in één paar autosome chromosomen
en vererven recessief t.o.v. hun wildallele.De totale verhindering van de carotenoïdevorming
verandert de groene kleur in blauw. Als symbool van deze totale verhindering
nemen we de letter b. van blauw. Niet gemuteerd, dus het wildaliele het symbool
b+ (de normale groene kleur) en gemuteerd krijgt het symbool b, dus de blauw
kleur. De wildvorm krijgt de formule b+I/b+. De blauwe Catharinaparkiet krijgt
de formule bIb. Deze blauwfactor is voor zover bekend bij de herziening van
deze standaard nog niet opgetreden, maar is zeker te verwachten. Het bewijs
van het bestaan van de blauwfactor kan pas geleverd worden als er in combinatie
met de ino factor echte albino's optreden, zuiver witte vogels dus. Tot heden
zijn alleen de zeegroen-ino's bekend, vogels met een zachtgele kleur.
Wel is er bij de Catharinaparkiet een factor opgetreden, die de vorming van
het carotenoïde maar gedeeltelijk belet. De distributie van het aantal
gevormde carotenoïde kristallen is voor ong. de helft gereduceerd, waardoor
de zeegroene is ontstaan. Zeegroen vererft autosomaal recessief. Als symbool
voor de zeegroen factor is gekozen voor bzg.
Autosomaal recessief vererven de mutaties.
Zeegroen: bzg.
Een kwantitatieve carotenoïde reductie.
Autosomaal dominant verervende mutaties.
Donkerfactor: D.
Veranderde baardstructuur en een minder diepe bewolkte zone.
Geslachtgebonden recessief vererven de mutaties.
Ino: ino
Totaal beletten van het vormen van melanine
Mutaties met (nog niet) bekende vererving.
Cinnamon: Kwalitatieve eumelanine reductie (Dit is echter nog niet met zekerheid
vastgesteld.)
Violet: Veranderde vacuoles in de bewolkte zone.
Bont: Partieel totaal beletten van melanine vorming.
Gezoomd: Melanine reductie in de delen rond de schacht van de veer. (Dit is
echter nog niet met zekerheid vastgesteld.)
De volgende is de formule voor een wildvorm Catharinaparkiet met daarin alle
tot nu toe bekende factoren ziet er als volgt uit:
Voor de man: X ino+ // X ino+, Bzg+ // Bzg+,
D+ // D+
Voor de pop: Xino+ // Y, Bzg+ // Bzg+, D+ // D+
DE STANDAARD VAN DE CATHARINAPARKIET.
FYSIEKE EIGENSCHAPPEN:
Conditie: Om voor een hoge puntenwaardering in aanmerking te komen is de conditie
een eerste vereiste. De ogen moeten goed (mooi) rond en helder zijn.
Formaat: De Catharinaparkiet moet een forse indruk geven. Het formaat moet aangepast
zijn aan het type. (Lichaamsverhoudingen). Lengte ongeveer 17 cm.
Model: De Catharinaparkiet maakt een gedrongen indruk. De staart is wigvormig.
De vleugels liggen strak langs het lichaam, zelfs een beetje in de borstbevedering
getrokken. De vleugels mogen elkaar aan het einde niet kruisen. De kop is gelijkmatig
gewelfd en mag geen smalle indruk maken. De borst is goed gerond.
Houding: De Catharinaparkiet heeft een wat gedrukte, bijna horizontale houding
en zit daarbij vaak wat voorover.
Snavel: De snavel maakt geen al te forse indruk en is ten opzichte van het lichaam
niet al te groot. De snavel dient mooi rond gebogen te zijn. De ondersnavel
is bijna niet te zien en wordt bedekt door de bovensnavel.
Bevedering: De bevedering dient rein en geheel compleet te zijn en goed aaneengesloten
te worden gedragen.
Poten: De poten zijn vrij zacht en mogen niet ruw of vuil zijn. Twee tenen naar
voren en twee tenen naar achteren gericht, met aan elke teen een nagel, welke
niet te lang en goed natuurlijk gebogen dient te zijn. De tenen moeten de zitstok
volledig kunnen omklemmen.
DE TEKENING VAN DE (CATHARINAPARKIET).
KLEUR, TEKENING: Kop/Lichaam: Vanaf een ongepigmenteerd voorhoofdsbandje van
ongeveer 5 mm breed bevindt zich op de bovenschedel, overgaand in nek, rug en
stuit een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatie- tekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben langs de schacht
een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen, zijn bij
de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart. Op de
bovenstaartdekveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze hebben
aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
Verschil tussen man en pop. Mannen en poppen zijn in het algemeen goed van elkaar
te onderscheiden. Het duidelijkst is dit te zien aan de primaire staartveren.
Bij de man is de punt daarvan over een lengte van ongeveer 1 Y2 cm diepzwart,
terwijl bij de pop slechts het uiterste puntje zwart is. Verder heeft de man
soms een wat grovere schoudervlek en vleugeltekening. Bij sommige poppen is
de afstand tussen de rijen met zwarte vleugeltekening wat minder. Omdat eigenlijk
alleen de staarttekening een geslachtskenmerk is, wordt in de kleurstandaard
geen aparte beschrijving gegeven van man en pop. De verschillen zijn te gering.
BESCHRIJVING VAN DE KLEURSLAGEN.
LICHTGROEN
KLEUR:
Kop: Helder groen. Voorhoofd en schedel helder diepgroen. De kleur van de wangen
en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder groen.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder groen.
Vleugels: Helder groen. De randen van de slagpennen zijn helder diepgroen van
kleur. De duimveertjes zijn lichtgroen van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder groen,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde
groene kleur als de flanken.
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt. Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels zwartgrijs éénkleurig.
Tekening: Kop/lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. De zwaarte van de tekening moet passen
bij de vogel, dus grove tekening op een kleine vogel is fout. Ongeveer 1 cm
onder deze zwarte vlek bevindt zich de eerste ondulatietekening en ongeveer
1 cm daaronder bevindt zich de tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar
weer onder bevindt zich de derde ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen,
welke regelmatig aanwezig moeten zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De heldergroene primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben langs
de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
De lichtgroene is een heldergroene vogel, die zo egaal mogelijk van kleur dient te zijn. De groene kleur moet zonder enige aanslag van een gelige of bruine waas zijn. Ook een te zware blauwe waas is fout en deze dient bestraft te worden, al naar gelang de ernst van de fout. Deze blauwe waas komt vaak voor bij vogels die split zijn voor zeegroen. Dit verschijnsel toont zich vooral in de wangen. We dienen er rekening mee te houden dat poppen van nature een wat blauwachtige kop hebben, vooral op de schedel.
De tekening is zwart en moet regelmatig zijn. Alle tekeningspatronen (behalve
de schoudervlek) worden gevormd door een lichtere of zwaardere zwarte omzoming
van de bevedering. De vorm, waarin de tekening zich toont, is afhankelijk van
de plaats op de vogel en de vorm van de veertjes die zich daar bevinden. Korte
afgeronde veertjes, die vrij breed zijn, hebben alleen een zwart randje, dat
zorgt voor de omzoming in bijvoorbeeld kop en nek. De stippen in de flanken
zijn de zwartgekleurde uiteinden van vrij puntige smallere veertjes. De grootte
van de stippen is variabel, maar dient een regelmatig verloop te hebben. De
zwaarte van de omzoming en de flanktekening moet bij de vogel passen, dus in
verhouding met het formaat.
Het voorgaande houdt in, dat een Catharinaparkiet die geen strakke volle bevedering
heeft, ook geen regelmatige complete tekening kan hebben. Anders gezegd zonder
prima conditie kan een Catharinaparkiet voor tekening geen maximale waardering
krijgen. Ook de kleur is pas optimaal bij een vogel in goede tot zeer goede
conditie. Veel voorkomende fouten:
Kleur:
.het tonen van een blauwe waas, vooral op voorhoofd en schedel.
.vlekkerig op de borst, vaak als gevolg van niet complete bevedering.
Tekening:
.niet-scherpe of onregelmatige vleugel- en flanktekening. .een uitvloeiende
schoudervlek-
.zwakke onderstaart- of rugtekening.
DONKERGROEN
KLEUR:
Kop: Diep donkergroen. Voorhoofd en schedel een nuance donkerder. De kleur van
de wangen en de keel is iets lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder donkergroen.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder donkergroen.
Vleugels: Helder donkergroen. De randen van de slagpennen zijn helder diepgroen
van kleur. De duimveertjes zijn lichtgroen van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder donkergroen,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staarveren hebben dezelfde donkergroene
kleur als de flanken
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt. Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels zwartgrijs éénkleurig.
Tekening: Kop en Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
VleugeIs: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De helder donkergroene primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben
langs de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Zie hiervoor de aanwijzingen bij de Catharinaparkiet lichtgroen.
Vooral dient gelet te worden op de scherpte en de regelmatigheid van de vleugel-
en de flanktekening- Veel voorkomende fouten zijn een vlekkerige of tweekleurige
borst en buik. Deze dienen zo egaal mogelijk donkergroen te zijn. De vogels,
die split zijn voor zeegroen, zullen vaak een blauwachtige waas tonen, met name
aan de kop.
Let ook op het formaat en het model. Donkergroenen behoeven beslist geen smalle,
iele vogels te zijn.
OLIJFGROEN
KLEUR:
Kop: Diep olijfgroen. Voorhoofd en schedel helder olijfgroen. De kleur van de
wangen en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder olijfgroen.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder olijfgroen.
Vleugels: Helder olijfgroen. De randen van de slagpennen zijn helder olijfgroen
van kleur. De duimveertjes zijn iets lichter van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder olijfgroen,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde
kleur als de flanken.
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt. Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels zwartgrijs éénkleurig. Donkergrijze
nagels genieten de voorkeur.
TEKENING: Kop en Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De helder olijfgroene primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben
langs de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Zie hiervoor de aanwijzingen bij de Catharinaparkiet lichtgroen.
Vooral dient gelet te worden op de scherpte en de regelmatigheid van de vleugel-
en de flanktekening.
Ook bij de olijfgroene kunnen splitfactoren zichtbaar zijn. Hier dus zeker letten
op egaliteit en zuiverheid van de kleur.
LICHTZEEGROEN
KLEUR:
Kop: Helder zeegroen. Voorhoofd en schedel diepzeegroen. De kleur van de wangen
en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder zeegroen. Vanaf de onderkant
snavel zijn borst, flanken en buik helder zeegroen.
Vleugels: Helder zeegroen. De randen van de slagpennen zijn helder diepzeegroen
van kleur. De duimveertjes zijn iets lichter van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder zeegroen,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde
kleurnuance als de flanken
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt. Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels zwartgrijs éénkleurig.
TEKENING: Kop en Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De helder zeegroene primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben
langs de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Voor algemene opmerkingen zie bij lichtgroen. Specifiek bij deze kleurslag moet
gelet worden op de zuivere zeegroene kleur, wat zich bij de Catharinaparkiet
uit in hemelsblauw met een gele waas. Zeegroen is een 50% reductie van het gele
carotenoïde. Wanneer deze reductie groter wordt, zal de vogel te veel blauw
gaan vertonen voor een zeegroene. Sommige kwekers hebben uit hun zeegroenen
steeds de meest blauwe vogels geselecteerd en daarmee bijna zuiver hemelsblauwe
vogels gekweekt. Het is van belang om bij de keuring te benadrukken dat het
gaat om zeegroen. We moeten dus letten op het aanwezig zijn van de gele ondergrond.
Het totaalbeeld moet ook hier zo egaal mogelijk zijn. De kleurfout dient als
zodanig bestraft te worden, al naar gelang de ernst van de fout.
DONKERZEEGROEN
KLEUR:
Kop: Kobaltblauw met een gele waas. Voorhoofd iets lichter en schedel kobaltblauw
met een gele waas. De kleur van de wangen en de keel is een nuance lichter.
Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit kobaltblauw met een gele waas.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, flanken en buik een nuance lichter.
Vleugels: Kobaltblauw met een gele waas. De randen van de slagpennen zijn diep
kobaltblauw van kleur. De duimveertjes zijn aanmerkelijk lichter van kleur.
Staart: De primaire staartveren zijn kobaltblauw met een gele waas, dezelfde
nuance als het vleugeldek. De onderstaartdekveren hebben dezelfde kleurnuance
als de flanken.
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt. Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels zwartgrijs éénkleurig.
TEKENING: Kop en Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De donkerzeegroene primaire staal1veren en onderstaartdekveren hebben langs de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen, zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart. Op de onderstaartdekveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Voor algemene opmerkingen zie bij lichtgroen.
Specifiek bij deze kleurslag moet gelet worden op de zuivere donkerzeegroene
kleur, wat zich bij de Catharinaparkiet uit in kobaltblauw met een gele waas.
Zeegroen is een 50% reductie van het gele carotenoïde. Wanneer deze reductie
groter wordt, zal de vogel te veel blauw gaan vertonen voor een donkerzeegroene.
Sommige kwekers hebben uit hun donkerzeegroenen steeds de meest blauwe vogels
geselecteerd en daarmee bijna zuiver kobaltblauwe vogels gekweekt. Het is van
belang om bij de keuring te benadrukken dat het gaat om zeegroen. We moeten
dus letten op het aanwezig zijn van de gele ondergrond. Het totaalbeeld moet
ook hier zo egaal mogelijk zijn.
De kleurfout dient als zodanig bestraft te worden, al naar gelang de ernst van
de fout.
OLIJFZEEGROEN
KLEUR:
Kop: Donkergrijs met een gele waas. Voorhoofd iets lichter schedel donkergrijs
met gele waas. De kleur van de wangen en de keel is een nuance lichter. Dit
gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit loodgrijs met gele waas. Vanaf
de onderkant snavel.borst, flanken en buik een nuance lichter.
Vleugels: Loodgrijs met gele waas. De randen van de slagpennen zijn loodgrijs
met een iets blauwe waas. De duimveertjes zijn aanmerkelijk lichter van kleur.
Staart: De primaire staal1veren zijn loodgrijs, dezelfde nuance als het vleugeldek.
De onderstaartdekveren hebben dezelfde kleurnuance als de flanken.
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt.
Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, de nagels zwartgrijs éénkleurig.
TEKENING: Kop en Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De olijfzeegroene primaire staal1veren en onderstaartdekveren hebben
langs de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de onderstaartdekveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Voor algemene opmerkingen zie bij lichtgroen.
Specifiek bij deze kleurslag moet gelet worden op de zuivere olijfzeegroene
kleur. Wat zich bij de Catharina parkiet uit in grijs met een gele waas. Olijfzeegroen
is een 50% reductie van het gele carotenoide. Wanneer deze reductie groter wordt,
zal de vogel te veel grijs gaan vertonen voor een olijfzeegroene. Sommige kwekers
hebben uit hun olijfzeegroenen steeds de meest grijze vogels geselecteerd en
daarmee bijna zuiver grijze vogels gekweekt. Het is van belang om bij de keuring
te benadrukken dat het gaat om olijfzeegroen. We moeten dus letten op het aanwezig
zijn van de gele ondergrond. Het totaalbeeld moet ook hier zo egaal mogelijk
zijn.
De kleurfout dient als zodanig bestraft te worden, al naar gelang de ernst van
de fout.
LUTINO
KLEUR:
Kop: Helder geel. Voorhoofd en schedel helder diepgeel. De kleur van de wangen
en de keel zijn een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder geel. Vanaf de onderkant
snavelzijn borst en buik helder geel.
Vleugels: Helder geel. De randen van de slagpennen zijn helder diepgeel van
kleur. De duimveertjes zijn een nuance lichter van kleur.
Staart: De staartpennen de primaire en onderstaartdekveren zijn helder geel,
dezelfde nuance als het vleugeldek.
Snavel: Hoornkleurig.
Ogen: Rood
Poten: Vleeskleurig, nagels hoornkleurig.
TEKENING:Kop en Lichaam: De tekening ontbreekt
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een witte vlek. De overige witte
vleugeltekening is nauwelijks zichtbaar, doch wel aanwezig.
Staart: De ekening is nauwelijks zichtbaar
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
De lutino mutatie wordt veroorzaakt door een volledige reductie van het melaninebezit.
Er moet dan ook gelet worden op de juiste gele kleur. Deze moet zo diep en egaal
mogelijk geel zijn. Soms is de gele kleur te warm. Dit kan duiden op nog een
geringe resthoeveelheid phaeomelanine.
De witte tekening (witte vlek op de vleugelbocht) moet duidelijk zichtbaar en
scherp afgetekend zijn en zo helder wit mogelijk. De overige vleugeltekening
is nauwelijks zichtbaar maar wel aanwezig. Volledig egaal gele vleugels kunnen
op dit moment niet worden verlangd, maar genieten bij verder gelijkwaardige
vogels de voorkeur.
Groene aanslag (door onvolledige werking van de inofactor) is duidelijk fout.
Nuanceverschillen in het geel treden ook op door het al of niet aanwezig zijn
van donkeliactoren. Vogels die zo'n factor bezitten zijn wat dieper geel van
kleur.
ZEEGROEN-INO
KLEUR:
Kop: Zacht geel. Voorhoofd en schedel iets dieper geel. De kleur van de wangen
en de keel zijn een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit zacht geel. Vanaf de onderkant
snavel zijn borst en buik zachtgeel.
Vleugels: Zacht geel. De randen van de slagpennen zijn wat helderder geel van
kleur. De duimveertjes zijn een nuance lichter van kleur.
Staart: De staartpennen de primaire en onderstaartdekveren zijn zacht geel,
dezelfde nuance als het vleugeldek.
Snavel: Hoornkleurig. Ogen: Rood
Poten: Vleeskleurig, nagels hoornkleurig.
Tekening:Kop en Lichaam: De tekening ontbreekt
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een witte vlek. De overige witte
vleugeltekening is nauwelijks zichtbaar, doch wel aanwezig.
Staart: De tekening is nauwelijks zichtbaar
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Zie hiervoor de aanwijzingen bij de lutino. De kleur is een duidelijke nuance
lichter(zachtgeel) en de tekening (witte vlek op de vleugelbocht) dient zuiver
wit te zijn.
NOG TE VERWACHTEN MUTATIES BIJ DE CATHARINAPARKIETEN:
HEMELSBLAUW
KLEUR
Kop: Helder blauw. Voorhoofd en schedel helder diepblauw. De kleur van de wangen
en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder blauw.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder blauw.
VleugeIs: Helder blauw. De randen van de slagpennen zijn helder diepblauw van
kleur. De duimveertjes zijn lichtblauw van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder blauw,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde
blauwe kleur als de flanken.
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt. Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels éénkleurig. Donkergrijze nagels genieten
de voorkeur.
Tekening: Kopl Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn, mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De helderblauwe primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben langs
de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Zie hiervoor de aanwijzingen bij de lichtgroen.
Vooral dient gelet te worden op de scherpte en de regelmatigheid van de vleugel-
en de flanktekening.
KOBALTBLAUW
KLEUR:
Kop: Helder kobaltblauw. Voorhoofd en schedel helder diep kobaltblauw. De kleur
van de wangen en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van
de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder kobaltblauw.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder kobaltblauw.
Vleugels: Helder kobaltblauw. De randen van de slagpennen zijn helder diep kobaltblauw
van kleur. De duimveertjes zijn licht kobaltblauw van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder kobaltblauw,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde
kobaltblauwe kleur als de flanken
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt.
Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels éénkleurig. Donkergrijze nagels genieten
de voorkeur.
Tekening: Kopt Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening, die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen. Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen. Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
Vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn,
mogen niet onderbroken zijn. Staart: De helder kobaltblauwe primaire staartveren
en onderstaartdekveren hebben langs de schacht een zwarte tekening. De twee
middelste, iets verlengde staartpennen, zijn bij de man nagenoeg geheel zwart.
Bij de pop is slechts het uiteinde zwart. Op de primaire staartveren loopt de
stiptekening vanuit de flanken door. Deze hebben aan de punt van elke veer een
zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Zie hiervoor de aanwijzingen bij de lichtgroen.
Vooral dient gelet te worden op de scherpte en de regelmatigheid van de vleugel-
en de flanktekening.
MAUVE
KLEUR:
Kop: Helder mauve. Voorhoofd en schedel helder diep mauve. De kleur van de wangen
en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.
Lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder mauve.
Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder mauve.
Vleugels; Helder mauve. De randen van de slagpennen zijn helder diepmauve van
kleur. De duimveertjes zijn lichtmauve van kleur.
Staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder mauve,
dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde
mauve kleur als de flanken.
Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze
punt.
Ogen: Donkerbruin.
Poten: Vleeskleurig, nagels éénkleurig. Donkergrijze nagels genieten
de voorkeur.
Tekening: Kop en Lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit
bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening,
die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig
zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen.
Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen.
Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.
VleugeIs: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart
en mag geen onderbrekingen vertonen. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt
zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de
tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde
ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten
zijn,
mogen niet onderbroken zijn.
Staart: De helder mauve primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben langs
de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen,
zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart.
Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze
hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
Zie hiervoor de aanwijzingen bij de Catharinaparkiet lichtgroen.
Vooral dient gelet te worden op de scherpte en de regelmatigheid van de vleugel-
en de flanktekening. De mauve kleur is te omschrijven als bijna loodkleurig.
ALBINO
Kleur: Zuiver wit, zonder enige aanslag.
Snavel: Hoornkleurig.
Ogen: Rood.
Poten: Vleeskleurig, nagels hoornkleurig.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN:
De albino dient zuiver wit en schoon te zijn, zonder een spoort je aanslag en
spoor van tekening. De bevedering dient glad en aaneengesloten te zijn. De albino
wordt gekeurd in schaal 2.
![]() |